|
||||||||
|
Eerlijk gezegd, maakte ik me, bij het lezen van het persbericht dat meegestuurd werd met deze nieuwe plaat van Rod Picott -toch één van de allergrootsten uit de jongere lichting- een beetje zorgen. Het bericht is helemaal in de ik-persoon opgesteld en dus wellicht door Rod zelf geschreven en het begint niet bepaald geruststellend met de vaststelling dat een plaat opnemen sowieso een stresserende bezigheid is, met studio’s die handenvol geld kosten -geld dat er vaak niet is- en dat hij, in tegenstelling tot andere keren, geen “reservesongs” in z’n rugzak had zitten. Met andere woorden: alles moést goed zijn, want er was geen “Plan B”. Ik had me mijn lichte onrust kunnen besparen: zodra ik “Next Man in Line” begon te beluisteren, werd ik meteen meegezogen in wat ik niet beter kan omschrijven dan “een Nick Lowe meets John Hiatt”-sfeer. Daarmee bedoel ik dat Picott, net als de twee heren aan wie hij mij nu doet denken,al bij herhaling bewezen heeft dat hij songs kan schrijven, die niet alleen ergens over gaan, maar die van A tot Z doorwrocht en écht zijn. Dit zijn niet alleen kunststukjes, maar vooral zijn het werkstukken, war Rod ongeveer alles in legt, wat hij in zich heeft. Dat levert bij momenten vrij rauw werk op, zoals bij voorbeeld al blijkt uit “Digging Ditches”, een uitgespuwde song over het harde leven dat sommigen onder ons beschoren is. De thematiek komt terug in “Television Preacher”, dat onsterfelijke lijnen bevat als “we ain’t got much,,ain’t much to lose, money is tighter than a poor boy’s shoes“ . Normaal gezien verwacht je zoiets alleen van grootheden als Guy Clark of Townes van Zandt. Ik vermeld opzettelijk deze twee namen, omdat deze plaat bewijst dat Rod Picott met deze plaat nu wel definitief tot deze topklasse toegetreden is. Neem bijvoorbeeld het prachtige liefdesliedje “A Puncher’s Chance”, waar beelden uit de bokswereld als metafoor gebuikt worden voor wat de Liefde kan zijn. Pure poëzie van bijzonder hoogwaardig gehalte. Hetzelfde geldt voor “Homecoming Queen”, een verhaal over een meisje dat veertig jaar na haar jeugd, na een reis doorheen vreemde staten en wat mislukte relaties, uiteindelijk terug naar huis komt en er, door de ogen van de ik-persoon bekeken- er nog altijd uitziet als toen, in 1985. Als dàt niet uit het eigen leven gegrepen is, dan stijgt Picott nog een paar trapjes in mijn achting. In het al vermelde perstekstje schrijft Rod dat hij, toen hij voor het eerst de opname van afsluiter “Time to Let Go of Your Dreams”, plots door tranen overmand werd en de studio moest ontvluchten. Ik geloof hem, want de tekst hiervan snijdt werkelijk door merg en been, zeker wanneer de trompetlijn van Juan Solorzano weerklinkt. Wie dit kan uitzitten zonder kippenvel te voelen, die heeft dringend behandeling nodig. En dan heb ik het nog niet gehad over “Pelican Bay”, volgens mij een van de mooiste en meest trieste liefdesliederen ooit geschreven. Pffft…deze plaat vraagt wel wat van de luisteraar, maar de dosis schoonheid, die je over je heen gekieperd krijgt, is haast niet te bevatten. Wat voor mij begon met “Angels and Acrobats”, nu ruim twintig jaar geleden, is nooit meer gestopt, ook nu niet en ik schaam me al een beetje voor mijn lichte twijfels. Dit is namelijk alweer een topplaat ! (Dani Heyvaert)
|